Wie valt onder de SFDR en wat zijn de vereisten?

 

Wie valt onder de SFDR?

De SFDR geldt voor financiële marktdeelnemers (FMD’s) en financiële adviseurs binnen de Europese Unie (EU). Ook niet-EU ondernemingen kunnen onder de SFDR vallen als zij hun producten in de EU aanbieden.

Financiële marktdeelnemers

Financiële marktdeelnemers zijn instellingen die financiële producten beheren of aanbieden. Dit omvat onder andere:

  • Beleggingsinstellingen (zoals vermogensbeheerders of private equity-fondsen)
  • Beleggingsmaatschappijen (zoals fondsen en ETF-aanbieders)
  • AIFM’s (Alternative Investment Fund Managers Directive, zoals hedgefondsen)
  • ICBE-beheerders (Instelling voor Collectieve Beleggingen in Effecten)
  • Pensioenfondsen en pensioenbeheerders
  • Verzekeraars die beleggingsproducten aanbieden (zoals unit-linked verzekeringen)
  • Banken die beleggingsdiensten aanbieden

Financiële adviseurs

Financiële adviseurs die zich bezighouden met duurzame beleggingsproducten vallen ook onder de SFDR. Dit zijn onder andere adviseurs die:

  • Beleggingsadvies geven (zoals vermogensplanners)
  • Verzekeringsadvies geven over beleggingsproducten

Niet-EU ondernemingen

Ook ondernemingen buiten de EU kunnen onder de SFDR vallen als zij hun producten aanbieden aan EU-investeerders en voldoen aan de definities van financiële marktdeelnemers- of adviseurs.

Wat zijn de disclosure-eisen van de SFDR?

De SFDR verplicht financiële instellingen om transparant te zijn over hoe zij duurzaamheid integreren in hun beleggingsbeslissingen en adviezen. Dit gebeurt op drie niveaus: entiteitsniveau, productniveau en op basis van ESG-impact (PAI-verklaring).

1. Rapportage op bedrijfsniveau (entiteitsniveau)

Financiële instellingen moeten laten zien hoe zij duurzaamheid meenemen in hun beleid. Ze moeten uitleggen hoe ze omgaan met klimaat- en milieurisico’s. Denk hier bijvoorbeeld aan de impact van klimaatverandering op hun investeringen. Daarnaast moeten ze aangeven of én hoe ze rekening houden met negatieve effecten van hun beleggingen op mens en milieu, zoals CO₂-uitstoot of schendingen van arbeidsrechten. Tot slot moeten ze transparant zijn over hun beloningsbeleid, zodat duidelijk is of duurzaamheidsdoelen worden meegenomen in de beloning van bestuurders.

2. Rapportage op productniveau

Financiële instellingen die beleggingsproducten of -fondsen aanbieden, zijn onder de SFDR verplicht om transparant te zijn over de duurzaamheid van deze producten. De regelgeving is bedoeld om beleggers beter te informeren over de impact van hun investeringen op de ESG- factoren.

De SFDR maakt hierbij onderscheid tussen drie categorieën beleggingsproducten, elk met hun eigen rapportageverplichtingen. Deze productclassificatie helpt beleggers om bewuste keuzes te maken en voorkomt dat financiële instellingen hun producten duurzamer presenteren dan ze werkelijk zijn (greenwashing: Klik hier als je meer wilt weten over de SFDR en Greenwashing). Heldere en betrouwbare informatie is cruciaal voor het vertrouwen in duurzame financiering.

Artikel 6-producten: Niet-duurzame producten

Dit zijn producten zonder expliciete duurzaamheidsdoelstelling. Toch moeten instellingen aangeven of en hoe duurzaamheidsrisico’s worden meegenomen in het beleggingsproces. Denk hierbij aan risico’s zoals de impact van klimaatverandering of sociale instabiliteit op de waarde van beleggingen. Als deze risico’s niet worden meegenomen, moet dit ook helder worden toegelicht.

Artikel 8-producten: Duurzaamheidsgerichte producten ("lichtgroen")

Deze producten promoten bepaalde milieu- of sociale kenmerken, zoals energie-efficiëntie of arbeidsrechten. Financiële instellingen moeten uitleggen:

  1. Welke duurzame kenmerken het product nastreeft;
  2. Hoe deze kenmerken worden geïntegreerd in het beleggingsbeleid;
  3. Welke methodologieën en indicatoren worden gebruikt om dit te meten;
  4. Hoe wordt gewaarborgd dat deze kenmerken daadwerkelijk worden gerealiseerd.

Artikel 9-producten: Duurzaamheidsdoelgerichte producten ("donkergroen")

Deze beleggingsproducten hebben een expliciete duurzaamheidsdoelstelling. Instellingen moeten aantonen dat het product daadwerkelijk bijdraagt aan duurzame economische activiteiten. Voorbeelden zijn investeringen in hernieuwbare energie, circulaire economie of sociale huisvesting. De rapportage moet concreet maken:

  1. Wat het duurzame doel is;

  2. Welke beleggingsstrategieën worden gebruikt om dit doel te bereiken;
  3. Hoe de daadwerkelijke impact wordt gemeten en geëvalueerd.

3. Rapportage over negatieve impact (PAI-verklaring)

Alle grote financiële Instellingen en beleggingsadviseurs die duurzaamheidsrisico’s in hun beleid opnemen, moeten ook rapporteren over de negatieve effecten van hun beleggingen op basis van de ESG-duurzaamheidsfactoren. Dit wordt de Principal Adverse Impact (PAI) genoemd en vormt een belangrijk onderdeel van de SFDR. Ze moeten bijvoorbeeld aangeven hoeveel broeikasgassen hun beleggingen uitstoten, of ze investeren in ondernemingen die biodiversiteit schaden, en of er sprake is van slechte arbeidsomstandigheden in de toeleveringsketen.

De PAI-verplichting zorgt ervoor dat beleggers inzicht krijgen in de mogelijke schadelijke effecten van hun investeringen. Hierdoor kunnen zij beter beoordelen of een beleggingsproduct écht duurzaam is en wordt greenwashing voorkomen.

Kleinere financiële instellingen kunnen ervoor kiezen om geen PAI-verklaring op te stellen, maar moeten dan uitleggen waarom ze dit niet doen.